- spot
- adj. op staande voet; present zijnde--------adv. precies (slang)--------n. vlek; stippel; plek; scheutje; plek; ; weinig--------v. opsporen; identificeren, onderscheiden; uitvinden; vlekken; stippelen; vlekken verwijderen; vuil worden; plaatsenspot1[ spot] 〈zelfstandig naamwoord〉1 plaats ⇒ plek(je)2 vlek(je) ⇒ stip, spikkel; 〈figuurlijk〉 smet, blaam3 puistje4 positie ⇒ plaats, functie5 spot(je) 〈met betrekking tot reclame e.d.〉6 lapje ⇒ stuk grond7 〈informeel〉spotlight8 〈Brits-Engels; informeel〉beetje ⇒ wat9 〈handel〉onmiddellijke levering ⇒ loco-, contant-♦voorbeelden:1 they were on the spot • ze waren ter plaatse8 a spot of bother • een probleem, onenigheid¶ change one's spots • van richting/overtuiging veranderen, een ander leven gaan leiden〈informeel〉 now he is in a (tight) spot • nu zit hij in de penarie〈Brits-Engels〉 knock spots off • gemakkelijk verslaan, de vloer aanvegen methe had to leave on the spot • hij moest op staande voet/onmiddellijk vertrekkenput someone on the spot • iemand in het nauw brengen————————spot2〈spotted〉I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 verkleuren ⇒ vlekken krijgen2 vlekken ⇒ vlekken maken3 〈Brits-Engels〉spetteren ⇒ licht regenen♦voorbeelden:3 it's spotting with rain • er vallen dikke regendruppelsII 〈overgankelijk werkwoord〉1 vlekken maken in/op ⇒ bevlekken; 〈figuurlijk〉 een smet werpen op2 stippelen ⇒ stippels maken op3 herkennen ⇒ eruit halen/pikken, ontdekken4 plaatsen ⇒ situeren, neerzetten5 〈Amerikaans-Engels〉ontvlekken ⇒ verwijderen, uithalen 〈vlek〉♦voorbeelden:3 spot a mistake • een fout ontdekkenI spotted him right away as a Dutchman • ik wist meteen dat hij een Nederlander was————————spot3〈bijwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 precies♦voorbeelden:1 arrive spot on time • precies op tijd komen
English-Dutch dictionary. 2013.